marks

How are your marks?

today

How is your timetable today?

lessons

I have six lessons today.

comprehensive school

I am at a comprehensive school.

friends

I meet my friends at lunch break.

pencil sharpener

Have you got a pencil sharpener?

exercise book

I forgot my exercise book.

board

Please wipe the board.

word

If you don't know the word you can look it up.

Use

Use the dictionary.

Write

Write it down.

Translate

Translate it into Dutch.

homework

You have to do your homework.

Summer holidays

Summer holidays begin in July this year.

borrow

Can I borrow your pen?

lessen

Ik heb vandaag zes lessen.

vandaag

Hoe is je rooster vandaag?

cijfers

Hoe zijn je cijfers?

puntenslijper

Heb jij een puntenslijper?

vrienden

Ik zie mijn vrienden in de lunchpauze.

scholengemeenschap

Ik zit op een scholengemeenschap.

woord

Als je het woord niet weet kan je het opzoeken.

bord

Maak het bord even schoon.

werkboek

Ik ben mijn werkboek.

Vertaal

Vertaal het in het Nederlands.

Schrijf

Schrijf het op.

Gebruik

Gebruik het woordenboek.

lenen

Mag ik je pen lenen?

zomervakantie

De zomervakantie begint in juli dit jaar.

huiswerk

Je moet je huiswerk maken.