Engels : Nederlands My pa and I go hunting in our [spare time]. = vrije tijd pastime = vrijetijdsbesteding I'm fond of = Ik ben dol op I hate = Ik heb een hekel aan (to) take up = gaan doen aan He's rather good at = Hij is tamelijk goed in I'm doing a course = Ik volg een cursus Emily is reading a [magazine]. = tijdschrift (to) keep in shape = in conditie blijven (to) put on weight = [aankomen] gewicht keep a record of the results = de uitslag bijhouden for a change = voor de afwisseling exchanged for = in[geruild voor] go cycling = Fietsen Sometimes I [go running] before school. = hardlopen go horse-riding = paardrijden take pictures = foto's maken collect = verzamelen draw = tekenen paint = schilderen play billiards = biljarten play draughts = dammen from now on = vanaf nu one day = op een zekere dag, nog eens in the future = in de toekomst not ... until = pas one of these days = een dezer dagen any day now = nu elke dag