Engels : Nederlands
citizen = burger
government = regering
local council = gemeenteraad
represent = vertegenwoordigen
elections = verkiezingen
vote for = stemmen op
[compulsory] / obligated = verplicht
result = uitslag
campaign = campagne
persuade = overhalen
right-wing = rechtse
solid / [reliable] = betrouwbaar
predictable = voorspelbaar
force on = opdringen aan
cause = zaak
red tape = ambtenarij
beat = verslaan
society = maatschappij
issue = kwestie / vraagstuk
politics = (de) politiek
policy = beleid
carry out = uitvoeren
community = gemeenschap
item = punt / onderwerp
How about [majority] rules? = meerderheid
minority = minderheid
a number of = een aantal
[a great many] candidates = een heleboel (kanidaten) (meerv)
[a great deal of] work = een heleboel (werk) (enkelv)
sufficient = voldoende
I have lived in this house for [several] years. = Ik heb [verscheidene] jaren in dit huis geleefd.
various = verschillende / diverse
hardly enough = nauwelijks genoeg
[a lack of] interest = [een tekort aan] interesse