Engels : Nederlands familiar with = bekend met commit an offence = een overtreding begaan pay for = boeten voor obey = zich houden aan treatment = behandeling stand up for = opkomen voor prohibited = verboden the law says = er staat in de wet disturb the peace = de orde verstoren social benefit = uitkering escape = onderuit komen deserve = verdienen earn = (geld) verdienen makes no sense = heeft geen zin was fined = kreeg een bekeuring speeding = te hard rijden [charged with] / accused of = beschuldigd van accuse = beschuldigen suspect = verdenken deceive = bedriegen betray = verraden humiliate = vernederen to [neglect] = verwaarlozen ignore = links laten liggen insult = beledigen reject = afwijzen tease = plagen threaten = bedreigen reassure = geruststellen The giant [protects] the gate of Fairyland. = De reus [beschermt] de poort van het sprookjesland. comfort = troosten Damn horses! Refusing to [obey]. = Verdomde paarden! Weigeren om te [gehoorzamen]. reward = belonen encourage = aanmoedigen