Engels : Nederlands certificate = diploma knowledge = kennis superficial = oppervlakkig the [level] we wanted, = niveau to neglect = verwaarlozen Geri's [nickname] is 'ginger' because of her red hair. = De [bijnaam] van Geri is 'ginger' vanwege haar rode haar. angle = hoek oral = mondeling to compare = vergelijken comparison = vergelijking illiterate = analfabeet illiteracy = analfabetisme to praise = prijzen vocabulary = woordenschat advanced = gevorderd to intend = van plan zijn to satisfy = tevredenstellen satisfaction = tevredenheid Everything [satisfactory], Baxter? = bevredigend unsatisfactory = onbevredigend progress = vooruitgang rapid = snel A higher fee does not necessarily mean a better [course]. = Een hoger schoolgeld betekent niet noodzakelijkerwijs een betere [cursus]. extract = uittreksel grant = studietoelage to oblige = verplichten obligation = verplichting compulsory / obligatory = verplicht to remain = blijven gymnasium / gym = gymzaal