Engels : Nederlands
human = menselijk
Someone's [appearance] is the way that they look. = Iemands [uiterlijk] is de manier waarop ze eruit zien.
scar = litteken
familiar = bekend
tan = bruine kleur
sensitive = gevoelig
to expose = blootstellen
to expose to = blootstellen aan
exposure = blootstelling
sight = gezichtsvermogen
perspiration = transpiratie
Thank you, wise [bald] man. = kaal
to dye = verven
muscle = spier
She had [plastic surgery] to make her nose smaller. = plastische chirurgie
to remove = verwijderen
obese = zwaarlijvig
obesity = zwaarlijvigheid
You saw a man in a suit with a [slim] build. = slank
to slim = afvallen
features = gelaatstrekken
wrinkle = rimpel
to resemble / to look like = lijken op
Any [resemblance] to persons living or dead is purely intentional! = Elke [gelijkenis] met bestaande personen levend of dood is puur opzet!
remarkable = opmerkelijk
graceful = sierlijk
That's a nasty [skull] fracture though. = schedel
sense = zintuig
naked / nude = naakt