Engels : Nederlands relationship = relatie that my daughter is [engaged] to be married. = verloofd ...announce the [engagement] of their daughter, Emily Monroe Norton... = verloving to celebrate = vieren to divorce = scheiden divorce = scheiding to separate = uit elkaar gaan single = alleenstaand foster parents = pleegouders stepfather = stiefvader relative = familielid When his parents died, he became an [orphan]. = wees ancestor = voorouder to descend = afstammen to descend from = afstammen van She was a [descendant] of the Prince of Orange. = afstammeling bachelor = vrijgezel parental = ouderlijk grown-up / [adult] = volwassene grown-up = volwassen acquaintance = kennis striking = opvallend in common = gemeen among = onder to owe = te danken hebben to owe to = te danken hebben aan because of / on account of = vanwege (to) live together / to cohabit = samenwonen (to) desert / to abandon = in de steek laten (to) bring up / to raise = grootbrengen (to) regard / to consider = beschouwen