was / were - been

to be: was / were - been

beat - beaten

to beat: beat - beaten

became - become

to become: became - become

bet - bet

to bet: bet - bet

bit - bitten

to bite: bit - bitten

blew - blown

to blow: blew - blown

broke - broken

to break: broke - broken

broadcast - broadcast

to broadcast: broadcast - broadcast

built - built

to build: built - built

burnt - burnt

to burn: burnt - burnt

bought - bought

to buy: bought - bought

caught - caught

to catch: caught - caught

chose - chosen

to choose: chose - chosen

came - come

to come: came - come

cut - cut

to cut: cut - cut

did - done

to do: did - done

drew - drawn

to draw: drew - drawn

drank - drunk

to drink: drank - drunk

drove - driven

to drive: drove - driven

ate - eaten

to eat: ate - eaten

fell - fallen

to fall: fell - fallen

fed - fed

to feed: fed - fed

felt - felt

to feel: felt - felt

fought - fought

to fight: fought - fought

found - found

to find: found - found

flew - flown

to fly: flew - flown

forgot - forgotten

to forget: forgot - forgotten

worden

worden (ww: vt - vd)

(ver)slaan

(ver)slaan (ww: vt - vd)

zijn / worden

zijn / worden (ww: vt - vd)

blazen / waaien

blazen / waaien (ww: vt - vd)

bijten

bijten (ww: vt - vd)

wedden

wedden (ww: vt - vd)

bouwen

bouwen (ww: vt - vd)

uitzenden

uitzenden (ww: vt - vd)

breken

breken (ww: vt - vd)

vangen

vangen (ww: vt - vd)

kopen

kopen (ww: vt - vd)

(ver)branden

(ver)branden (ww: vt - vd)

snijden / knippen

snijden / knippen (ww: vt - vd)

komen

komen (ww: vt - vd)

kiezen

kiezen (ww: vt - vd)

drinken

drinken (ww: vt - vd)

trekken / tekenen

trekken / tekenen (ww: vt - vd)

doen

doen (ww: vt - vd)

Vallen

Vallen (ww: vt - vd)

eten

eten (ww: vt - vd)

(aan)drijven / rijden (auto)

(aan)drijven / rijden (auto) (ww: vt - vd)

vechten

vechten (ww: vt - vd)

(zich) voelen

(zich) voelen (ww: vt - vd)

(zich) voeden / voeren

(zich) voeden / voeren (ww: vt - vd)

vergeten

vergeten (ww: vt - vd)

vliegen

vliegen (ww: vt - vd)

vinden

vinden (ww: vt - vd)

got - got

to get: got - got

gave - given

to give: gave - given

went - gone

to go: went - gone

grew - grown

to grow: grew - grown

hung - hung

to hang: hung - hung

had - had

to have (got): had - had

heard - heard

to hear: heard - heard

hid - hidden

to hide: hid - hidden

hit - hit

to hit: hit - hit

hurt - hurt

to hurt: hurt - hurt

kept - kept

to keep: kept - kept

knew - known

to know: knew - known

learnt - learnt

to learn: learnt - learnt

left - left

to leave: left - left

let - let

to let: let - let

lay - lain

to lie: lay - lain

lost - lost

to lose: lost - lost

made - made

to make: made - made

meant - meant

to mean: meant - meant

met - met

to meet: met - met

paid - paid

to pay: paid - paid

put - put

to put: put - put

quit - quit

to quit: quit - quit

read - read

to read: read - read

rode - ridden

to ride: rode - ridden

ran - run

to run: ran - run

said - said

to say: said - said

gaan

gaan (ww: vt - vd)

geven

geven (ww: vt - vd)

krijgen / worden

krijgen / worden (ww: vt - vd)

hebben

hebben (ww: vt - vd)

hangen

hangen (ww: vt - vd)

groeien / worden

groeien / worden (ww: vt - vd)

slaan / raken

slaan / raken (ww: vt - vd)

(zich) verbergen

(zich) verbergen (ww: vt - vd)

horen

horen (ww: vt - vd)

weten / kennen

weten / kennen (ww: vt - vd)

houden / bewaren

houden / bewaren (ww: vt - vd)

pijn doen

pijn doen (ww: vt - vd)

laten / verhuren

laten / verhuren (ww: vt - vd)

(ver)laten

(ver)laten (ww: vt - vd)

leren

leren (ww: vt - vd)

maken

maken (ww: vt - vd)

verliezen

verliezen (ww: vt - vd)

liggen

liggen (ww: vt - vd)

betalen

betalen (ww: vt - vd)

ontmoeten

ontmoeten (ww: vt - vd)

bedoelen / betekenen

bedoelen / betekenen (ww: vt - vd)

lezen

lezen (ww: vt - vd)

ophouden (met)

ophouden (met) (ww: vt - vd)

zetten / leggen

zetten / leggen (ww: vt - vd)

zeggen

zeggen (ww: vt - vd)

rennen

rennen (ww: vt - vd)

rijden (fiets / paard)

rijden (fiets / paard) (ww: vt - vd)

saw - seen

to see: saw - seen

sold - sold

to sell: sold - sold

sent - sent

to send: sent - sent

set - set

to set: set - set

shook - shaken

to shake: shook - shaken

shot - shot

to shoot: shot - shot

showed - shown

to show: showed - shown

sang - sung

to sing: sang - sung

sat - sat

to sit: sat - sat

slept - slept

to sleep: slept - slept

smelt - smelt

to smell: smelt - smelt

spoke - spoken

to speak: spoke - spoken

spelt - spelt

to spell: spelt - spelt

spent - spent

to spend: spent - spent

split - split

to split: split - split

stole - stolen

to steal: stole - stolen

stuck - stuck

to stick: stuck - stuck

swore - sworn

to swear: swore - sworn

swept - swept

to sweep: swept - swept

swam - swum

to swim: swam - swum

took - taken

to take: took - taken

taught - taught

to teach: taught - taught

tore - torn

to tear: tore - torn

told - told

to tell: told - told

thought - thought

to think: thought - thought

threw - thrown

to throw: threw - thrown

understood - understood

to understand: understood - understood

(ver)zenden / (ver)sturen

(ver)zenden / (ver)sturen (ww: vt - vd)

verkopen

verkopen (ww: vt - vd)

zien

zien (ww: vt - vd)

schieten

schieten (ww: vt - vd)

schudden

schudden (ww: vt - vd)

zetten / plaatsen / instellen

zetten / plaatsen / instellen (ww: vt - vd)

zitten

zitten (ww: vt - vd)

zingen

zingen (ww: vt - vd)

tonen / laten zien

tonen / laten zien (ww: vt - vd)

spreken

spreken (ww: vt - vd)

ruiken

ruiken (ww: vt - vd)

slapen

slapen (ww: vt - vd)

splijten

splijten (ww: vt - vd)

doorgeven / uitgeven

doorgeven / uitgeven (ww: vt - vd)

spellen

spellen (ww: vt - vd)

zweren / vloeken

zweren / vloeken (ww: vt - vd)

plakken

plakken (ww: vt - vd)

stelen

stelen (ww: vt - vd)

nemen / brengen

nemen / brengen (ww: vt - vd)

zwemmen

zwemmen (ww: vt - vd)

vegen

vegen (ww: vt - vd)

zeggen / vertellen

zeggen / vertellen (ww: vt - vd)

trekken / scheuren

trekken / scheuren (ww: vt - vd)

onderwijzen

onderwijzen (ww: vt - vd)

begrijpen / verstaan

begrijpen / verstaan (ww: vt - vd)

gooien

gooien (ww: vt - vd)

denken

denken (ww: vt - vd)

wore - worn

to wear: wore - worn

wrote - written

to write: wrote - written

schrijven

schrijven (ww: vt - vd)

dragen (kleding)

dragen (kleding) (ww: vt - vd)