America animal She likes animals.
countries Europe every Friday
example that’s a good example farm animal
A pig / cow / chicken is a farm animal friends grid
match number people
pet the rest of her life the same hobby
Do you play too? to know to live
They live in London. to move to play hockey
to speak You speak English very well. to stay
Zij houdt van dieren. dier Amerika
iedere vrijdag Europa landen
boerderijdier dat is een goed voorbeeld voorbeeld
schema vrienden Een varken / koe / kip is een boerderijdier.
mensen getal wedstrijd
dezelfde hobby de rest van haar leven huisdier
leven weten Speel jij ook?
hockeyen verhuizen Zij leven in Londen.
blijven Je spreekt goed Engels. spreken
She stays every Saturday. also English
in the weekends many on holiday
quite something that’s quite something
two times a week my youngest brother Relatives
aunt brother cousin
daughter father / dad grandfather
mother / mum sister stepfather
uncle Days of the Week Monday
Tuesday Wednesday Thursday
Engels ook Ze blijft elke zaterdag.
op vakantie veel in het weekend
dat is nogal wat iets nogal
Familieleden mijn jongste broer twee keer per week
neef (of nicht) broer tante
grootvader vader / pa dochter
stiefvader zus moeder / ma
maandag Dagen van de week oom
donderdag woensdag dinsdag
Friday Saturday Sunday
Animals cat pig
elephant dog chicken
giraffe bird duck
gorilla mouse sheep
hippopotamus rabbit horse
zebra frog cow
fish
zondag zaterdag vrijdag
varken kat Dieren
kip hond olifant
eend vogel giraf
schaap / schapen muis gorilla
paard konijn nijlpaard
koe kikker zebra
vis