Do you need any help? What’s wrong with you? Are you injured?
My leg hurts. I cannot move my arms. There was an accident.
My neck hurts really bad. Are you in a lot of pain? Your arm is broken.
Can you tell me … My classmates need to go to hospital. What can I do for you?
Let me examine you! What happened? It hurt near my shoulder.
When you touch my neck it hurts. I had an accident a week ago. I think I broke my right leg.
It really hurt. It really hurts. My knee is painful.
David bruised his thumb. These pills will soothe the pain. I felt nauseous.
I had to vomit.
Ben je gewond? Wat is er met je aan de hand? Heb je u hulp nodig?
Er gebeurde een ongeluk. Ik kan mijn armen niet bewegen. Mijn been doet zeer.
Je arm is gebroken. Heb je veel pijn? Mijn nek doet heel erg zeer.
Wat kan ik voor je doen? Mijn klasgenoten moeten naar het ziekenhuis. Kun je me vertellen …
Het deed zeer in de buurt van mijn schouder. Wat is er gebeurd? Laat me je onderzoeken!
Ik denk dat ik mijn rechterbeen gebroken heb. Ik had een ongeluk een week geleden. Het doet zeer als je mijn nek aanraakt.
Mijn knie is pijnlijk. Het doet veel pijn. Het deed veel pijn.
Ik was misselijk. Deze pillen verlichten de pijn. David kneusde zijn duim
Ik moest overgeven.