It is a funny story.	I don’t understand the joke.	The pictures are really funny / amusing.
I like the main character.	I don’t like reading anyway.	The story is quite boring.
He has long hair.	She has short hair.	She is happy.
He is upset.	They are sad.	My figure is in love.
That figure is annoyed.	This cartoon character is a child.	In my cartoon the main character is a fish.
The main character is a woman.	There is nothing in the background.	My character is riding his bicycle.
Her shoes are pink.	He wears black clothes and a cape.	My super rabbit is bald and wears a dark mask.
He wears a power suit and he can fly.	This superhero wears boots and gloves.	This superwoman has got long legs.
She wears a dark blue cotton cape.

De plaatjes zijn echt grappig.	Ik snap het grapje niet.	Het is een grappig verhaal.
Het is een behoorlijk saai verhaal.	Ik vind lezen sowieso niet leuk.	Ik vind de hoofdpersoon leuk.
Zij is blij.	Zij heeft kort haar.	Hij heeft lang haar.
Mijn figuurtje is verliefd.	Zij zijn verdrietig.	Hij is overstuur.
In mijn cartoon is een vis de hoofdfiguur.	Deze stripfiguur is een kind.	Dat figuurtje is geïrriteerd.
Mijn figuur rijdt op zijn fiets.	Er staat niets op de achtergrond.	De hoofdpersoon is een vrouw.
Mijn superkonijn is kaal en draagt een donker masker.	Hij draagt zwarte kleren en een cape.	Haar schoenen zijn roze.
Deze supervrouw heeft lange benen.	Deze superheld draagt laarzen en handschoenen.	Hij draagt een superpak en hij kan vliegen.
		Ze draagt een donkerblauwe katoenen cape.