Engels : Nederlands (aero)plane = vliegtuig anxiety = angst bicycle / bike = fiets bus = bus car = auto coach = touringcar contestants = deelnemers ferry = veerboot hitchhiking = liften scooter = scooter setbacks = tegenslagen train = trein to arrive = aankomen to save money = geld besparen to take the lead = de leiding nemen to travel = reizen behind = achter by = met by foot = te voet from = uit, van in = in in front of = voor next to = naast on = op to = naar