| He is wearing jeans and a sweater. | She wears glasses and has curly hair. | He is a tall guy with short hair and an earring. |
| She has a pretty face without any make-up. | She has dark skin and long black hair. | She likes wearing rings, a necklace and a bracelet. |
| He has a striped T-shirt and green trousers. | He always wears trainers and a tracksuit. | He was/wasn’t alone. |
| His face was a bit pale. | He has black, hairy eyebrows. | His eyes were blue, grey, brown, green. |
| He was wearing a blue shirt. | He had a red scarf round his neck. | He had a grey hat on his head. |
| He was riding his horse. | His has a big, black moustache. | I was/wasn’t afraid. |
| Hij is een grote kerel met kort haar en een oorbel. | Zij heeft een bril en krullend haar. | Hij draagt een spijkerbroek en een trui. |
| Ze houdt ervan om ringen, een ketting en een armband te dragen. | Ze heeft een donkere huid en lang zwart haar. | Ze heeft een mooi gezicht zonder make-up. |
| Hij was wel/niet alleen. | Hij draagt altijd sportschoenen en een traingspak. | Hij heeft een gestreept T-shirt met een groene broek. |
| Zijn ogen waren blauw, grijs, bruin, groen. | Hij heeft zwarte, harige wenkbrauwen. | Zijn gezicht was een beetje bleek. |
| Hij had een grijze hoed op zijn hoofd. | Hij had een rode sjaal om zijn nek. | Hij droeg een blauw overhemd. |
| Ik was wel/niet bang. | Hij heeft een grote, zwarte snor. | Hij reed op zijn paard. |