Engels : Nederlands to make breakfast = ontbijt klaarmaken to pack = inpakken to plan = plannen to practise = oefenen to stay at my house = bij mij logeren to stay with = logeren a lot / loads of = een heleboel by coach = met de bus (geen lijndienst) eight in the evening = 20.00 uur excited = opgewonden/blij through = door would like to = zou graag willen