Engels : Nederlands
a deck of cards = een pak speelkaarten
ace = aas
audience = publiek
close to each other = dicht bij elkaar
clubs = klaver
diamonds = ruiten
except = behalve
free choice = vrije keuze
hearts = harten
jack = boer
King = koning, heer
off stage = achter het toneel, voordat je opkomt
on stage = op het toneel
on top = bovenop
ordinary = gewone
Pick one, any one! = Kies een kaart!
Queen = vrouw, dame
rabbit = konijn
something strange is going on = er is iets raars aan de hand
spades = schoppen
to decide = beslissen
to demand = eisen
to discard = weggooien
to drop = laten vallen
to force = dwingen
to guess = raden
to memorize carefully = goed onthouden
to practice = oefenen
to promise = beloven
to push together = naar elkaar toe duwen
to read out = hardop voorlezen
to shuffle = schudden
to split = splitsen
to stay = blijven
to teach = iemand iets leren
to tell the future = de toekomst voorspellen
to unfold = uitvouwen