Engels : Nederlands bank = bank Belgium = Belgiƫ blade = snijblad border = grens could (can) = kon (kan) decade = een periode van tien jaar drove (to drive) = reed (rijden) fascinating = fascineren firm firmly = stevig France = Frankrijk giant = gigantisch grain = graan handwriting = met de hand schrijven, handschrift in the dark = in het donker ink = inkt key = toets local people = mensen die daar wonen mountain = berg neatness = netheid nobody = niemand nowadays = tegenwoordig, nu object = voorwerp opinion = mening popular = populair powerful = machtig recently = sinds kort ribbon = lint scythe = zeis selling = verkopen shaft = steel Spain = Spanje stamp = postzegel steam = stoom surface = oppervlakte the Grim Reaper = magere Hein to accept = accepteren to change for the better = verbeteren to develop = ontwikkelen to dip = dippen to grind = malen to measure = meten to pump = pompen wheel = wiel