Engels : Nederlands to draw = tekenen a girl's face = het gezicht van een meisje, een meisjesgezicht to sketch = schetsen circle = rondje oval = ovaal curved line = kromme lijn to darken = donker maken L-shaped line = L-vormige lijn neck = nek shoulder = schouder hair line = haarlijn bottom = onderkant to add = toevoegen square = vierkant angry = boos happy = blij sad = droevig, verdrietig annoyed = geƫrgerd in love = verliefd upset = overstuur mood = bui egg-shaped = ei-vormig hair type = soort haar to experiment = experimenteren, proberen expression = uitdrukking instruction = aanwijzing longish = half-lang vertical = verticaal (van boven naar beneden) horizontal = horizontaal (van links naar rechts) diagonally = diagonaal (van links boven naar rechts onder of van rechtsboven naar links onder) to explain = uitleggen paper = papier mouth = mond moustache = snor nail = nagel toe = teen