I don’t like the joke.	That one is really old.	He/she has long/short hair.
He/she is happy/sad/upset.	The figure is annoyed/in love.	There is nothing in the background.
My character is riding his bike.	Her shoes are brown.	My character is a man/woman/child/dog.

Hij/zij heeft lang/kort haar.	Dat is een hele ouwe.	Ik vind de mop niet leuk.
Er staat niets op de achtergrond.	Het figuurtje is geïrriteerd/verliefd.	Hij/zij is blij/verdrietig/overstuur.
Mijn figuur is een man/vrouw/kind/hond.	Haar schoenen zijn bruin.	Mijn stripfiguur fietst op zijn fiets.