Do you know a good joke?	I know a good one.	Want to hear a joke?
Shall I tell you a joke?	What is your favourite joke?	My best joke ever starts like this …
That is really funny.	I’m laughing my head off!	That’s a good one!
That joke was boring.	I don’t like the joke.	That one is really old.
He/she has long/short hair.	He/she is happy/sad/upset.	The figure is annoyed/in love.
There is nothing in the background.	My character is riding his bike.	Her shoes are brown.
My character is a man/woman/child/dog.

Wil je een mop horen?	Ik weet een leuke (mop).	Ken jij een leuke mop?
De beste mop van de wereld begint zo …	Wat is jouw favoriete mop?	Zal ik een mop vertellen?
Dat is een goeie mop!	Het is heel grappig!	Dat is echt grappig.
Dat is een hele ouwe.	Ik vind de mop niet leuk.	Die mop was saai.
Het figuurtje is geïrriteerd/verliefd.	Hij/zij is blij/verdrietig/overstuur.	Hij/zij heeft lang/kort haar.
Haar schoenen zijn bruin.	Mijn stripfiguur fietst op zijn fiets.	Er staat niets op de achtergrond.
		Mijn figuur is een man/vrouw/kind/hond.