Engels : Nederlands always = altijd birthday = verjaardag draw pictures / draw = tekeningen maken / tekenen first = eerste funny = grappig gardening = tuinieren mad about = gek op practise = trainen / oefenen really = heel watch = kijken babysitting = oppassen bike = fiets listen to = luisteren naar married = getrouwd paint = schilderen teacher = leraar / lerares tease = plagen tell jokes = grappen vertellen read = lezen vet = dierenarts walking = wandelen younger = jongere afraid of = bang voor ask = vragen buy = kopen contest = wedstrijd country = land interested = geïnteresseerd dream = droom famous = beroemd looking for = op zoek zijn naar loud = hard / luid people = mensen story = verhaal contestant = deelnemer dangerous = gevaarlijk difficult = moeilijk fast = snel hurt = pijn doen keep fit = fit blijven lazy = lui pleased with = blij met stage = podium tired = moe