Engels : Nederlands
after = na
around = om
at the same time = tegelijkertijd
April = april
break a record = een record breken
bring = meebrengen
building = gebouw
August = augustus
bathing suit = badpak
before = voor
date = datum
crowd = menigte / grote groep
canteen = kantine
collect money = geld ophalen
date of birth = geboortedatum
Dear = Beste / Geachte
December = december
exciting = spannend
form = formulier
February = februari
feel sick = zich misselijk voelen
headmaster = directeur van een school
important = belangrijk
first of all = ten eerste
Give me a call. = Bel me.
letter = brief
January = januari
join = meedoen
July = juli
June = juni
Kind regards = Vriendelijke groeten
kitchen = keuken
lane = laantje
local = plaatselijk
raise your arms / put your arms up = je armen in de lucht gooien / doe je armen omhoog
March = maart
May = mei
need = nodig hebben
November = november
o'clock = uur
October = oktober
painful = pijnlijk
text = sms'en
times = keer
phone number = telefoonnummer
raffle = verloting
RSPCA = dierenbescherming
September = september
stall = kraam
take photos = foto's maken
talk to = praten met
thirsty = dorstig
under = onder
wish luck = gelukwensen