Engels : Nederlands body = lichaam clear = helder close by = dichtbij deep = diep enormous = enorm groot lake = meer large = groot neck = nek round = rond sail = bevaren sometimes = soms bump into = tegen iets aan botsen cycle = fietsen interesting = interessant look around = om je heen kijken playground = schoolplein remember = herinneren smile = lach / glimlach change = veranderen discover = ontdekken draw = tekenen give = geven interview = vragen stellen / verhoren message = boodschap opzetten = put plan = plannen return = terugbrengen want = willen actor = acteur actress = actrice celebrity = beroemdheid different = anders famous = beroemd guess = raden movie = film perform = optreden role = rol