Engels : Nederlands
abroad = buitenland
amazing / incredible / unbelievable = verbazingwekkend
anyway = hoe dan ook
as soon as = zodra
both = beide
bully = pesten
burn = brandwond
capital = hoofdstad
catch = vangen
choice = keuze
clever / intelligent = slim
compete = meedoen aan wedstrijd
different = verschillende
enjoy = leuk vinden
every = elke
excited = opgewonden
exciting = opwindend / spannend
fact = feit
fashionable = modieus
fluently = vloeiend
for fun = voor de lol
from time to time / occasionally / sometimes / sometimes / occasionally = soms
funny = grappig
further = verder
gender / sex = geslacht
grown-up / adult = volwassene
have fun = plezier hebben
hero = held
immediately / straight away = onmiddellijk
in fact / actually = in feite / eigenlijk
join = meedoen met / lid worden
keep = blijven
kick = schoppen
leave = achterlaten
leave gaps = stukjes leeglaten
mark / grade (AmE) / grade = cijfer
move = beweging
next one = volgende
outdoors = buiten
own = eigen
perform = optreden
practice = training / oefening
practise = oefenen
praise = prijzen / compliment geven
pressure = druk
print = met hoofdletters schrijven
range from ... to = variëren van ... tot
rule = regel
signature = handtekening
smart suit = net pak
sound equipment = muziekinstallatie
stay healthy = gezond blijven
story = verhaal
tie = stropdas
topic = onderwerp
upset = van streek / verdrietig
usually / normally = meestal
world = wereld