Engels : Nederlands
ancient = oud / uit de oudheid
braces = beugel
brick = baksteen
bullet-proof vest = kogelvrij vest
bury = begraven
cat flap = kattenluikje
century = eeuw
clear the snow = sneeuw ruimen
cloakroom = garderobe
cloth = doek
coin = munt
cutting board = snijplank
design = ontwerp
disturb = storen
DIY = doe-het-zelf
down the road = verderop in de straat / verder
drawer = lade
exhibition = tentoonstelling
fibre = vezel
final / last = laatste
funnel = trechter
gravity = zwaartekracht
hole = gat
imagine = zich voorstellen
insulation = isolatie
invisible = onzichtbaar
join a company = bij een bedrijf in dienst treden
layer = laag
lid = dopje / deksel
liquid = vloeistof
located = zich bevinden
main entrance = hoofdingang
object = ding
opposite = tegenovergestelde
past = verleden
pedestrian subway = voetgangerstunnel
plastic surgery / cosmetic surgery = plastische chirurgie
plastics = kunststof
property = eigenschap
ridiculous = belachelijk
rope = touw
rubber band / elastic band (BrE) / elastic band = elastiekje
scientist = wetenschapper
snow chain = sneeuwketting
solve = oplossen
stapler = nietmachine
sticky = plakkerig
sticky tape = plakband
stop = halte
straighten = rechtzetten
taste = smaak
towards = richting
trip = reis / tocht / uitstapje
tube station = metrostation
tyre = band
underground (BrE) / underground = ondergrondse / metro
unforgettable = onvergetelijk
waste = afval
window pane = ruit
wrap round = omwikkelen