Engels : Nederlands
building = gebouw
discover = ontdekken
environment = milieu
Everywhere = Overal
free of charge = gratis
history = geschiedenis
invent = uitvinden
invention = uitvinding
near (here) = vlakbij
reduce = terugdringen
secret = geheim
stairs = trap
success = succes
apple tree = appelboom
at the bottom = onderaan
calculator = rekenmachine
colour = kleur
cover = afdekken
date of death = overlijdensdatum
daylight = daglicht
in the dark = in het donker
push = duwen
receive / get = ontvangen
refuse = weigeren
research = onderzoek
save / rescue = redden
tool = instrument / gereedschap
use = gebruiken
between = tussen
boil = koken
bottle = fles
cell phone (AmE) / cell phone / mobile phone (BrE) / mobile phone = mobiele telefoon / mobieltje
clever / intelligent = slim
drop = laten vallen
fix / repair = repareren
inspire = inspireren
match = lucifer
ride a bike = fietsen
science = wetenschap
thick = dik
thin = dun
wheel = wiel
window = raam
cheese = kaas
chicken = kip / kippenvlees
dentist = tandarts
fork = vork
healthy = gezond
lettuce = sla
mayonnaise = mayonaise
onion = ui
pork = varkensvlees
sour = zuur
spoon = lepel
sweet = zoet
teeth = tanden
tooth = tand
vegetables = groenten