Engels : Nederlands
actor = acteur
actress = actrice
attractive = aantrekkelijk
basketball player = basketballer
profession / job = beroep
famous / well-known = beroemd
first name / Christian name = voornaam
hero = held
in love with = verliefd op
movie star / film star = filmster
singer = zanger
strong = sterk
too / also / as well = ook
bad / terrible = slecht
calm = kalm
funny / amusing = grappig
hospital = ziekenhuis
ill = ziek
lazy = lui
nice = aardig
serious = serieus
stupid = stom / dom
laugh = lachen
bald = kaal
baseball cap = honkbalpet
dress = jurk
earrings = oorbellen
handbag = handtas
handsome / pretty / attractive = knap
ponytail = paardenstaart
shoes = schoenen
spiky = stekelig
sunglasses / shades = zonnebril
wear = dragen
dangerous = gevaarlijk
married = getrouwd
prize = prijs
question = vraag
someone = iemand
sometimes = soms
job = baan / werk
always = altijd
often = vaak