Engels : Nederlands
animal = dier
birthday = verjaardag
draw pictures = tekeningen maken
favourite = favoriete
first = eerste
mad about = gek op
next = volgende
really = heel
watch = kijken
boyfriend = vriendje / vriend
daughter = dochter
garden = tuin
gardening = tuinieren
mess = rommel
pet = huisdier
read = lezen
sometimes = soms
teacher = docent / docente
afraid = bang
buy = kopen
fashionshow = modeshow
horse-riding = paardrijden
interested = geïnteresseerd
laugh = lachen
prize = prijs
shopping centre = winkelcentrum
youth team = jeugdteam
actor = acteur
artist = artiest
cartoon = tekenfilm
country = land
different = verschillende
famous = beroemd
free time = vrije tijd
shy = verlegen
voice = stem
competition = wedstrijd
fast = snel
magic trick = goocheltruc
practise = oefenen / trainen
remember = zich herinneren
surprised = verrast
tired = moe