Engels : Nederlands close to = vlakbij disappear = verdwijnen enormous = enorm groot / enorm exist = bestaan island = eiland lake = meer plane / airplane = vliegtuig proof = bewijs solve = oplossen can = blikje looks = uiterlijk pal = vriend playground = schoolplein quite = tamelijk / vrij scary = angstaanjagend smile = glimlach suspect = verdachte button = knop crime = misdaad describe = beschrijven hat = hoed leave = verlaten meeting = vergadering / bijeenkomst message = bericht office = kantoor witness = getuige assist = assisteren / helpen clue = aanwijzing guess = raden murder = moord review = verslag / beoordeling secret = geheim enter = binnenkomen escape = ontsnappen ghost = spook pub = café roof = dak scientist = wetenschapper secondary school = middelbare school