Engels : Nederlands country = land difficult = moeilijk do homework = huiswerk maken enough = genoeg famous = beroemd farm = boerderij fast = snel funny = grappig ill = ziek joke = grap nervous = zenuwachtig / nerveus proud = trots soccer = voetbal text = sms'en call = noemen capital = hoofdstad chips = frites / frietjes curly hair = krulhaar describe = beschrijven fashionable = modieus guitar = gitaar important = belangrijk meet = ontmoeten press = drukken op / drukken skin = huid slim = slank suit = pak tie = stropdas cheer = juichen competition = competitie / wedstrijd confident = zelfverzekerd excited = opgewonden expect = verwachten happen = gebeuren have fun = plezier hebben lose = verliezen match = wedstrijd pressure = druk smile = glimlachen worry = zich zorgen maken amazing = ongelooflijk birthday party = verjaardagsfeest exciting = spannend experience = ervaring further = verder gender = geslacht geography = aardrijkskunde history = geschiedenis move = beweging practise = oefenen registration form = inschrijfformulier show = tv-programma signature = handtekening sound equipment = geluidsapparatuur zip code = postcode