Engels : Nederlands beach = strand believe = geloven century = eeuw discover / find out = ontdekken face = gezicht high = hoog huge = enorm island = eiland large = groot company = bedrijf decide = besluiten hire = inhuren in front of = voor kill = vermoorden next to = naast police = politie airport = vliegveld bracelet = armband busy = druk closed = gesloten earring = oorbel follow = volgen jewellery = sieraden / juwelen a pair of glasses / glasses = bril baseball cap = honkbalpetje / honkbalpet box = doos coin = munt colourful = bont / fleurig friendly = vriendelijk joke = grapje / mop maybe = misschien moustache = snor nephew = neef prefer = liever doen / liever hebben prison = gevangenis probably = waarschijnlijk rainy = regenachtig secret = geheim several = verschillende shoulder = schouder solve = oplossen spy = spion steal = stelen story = verhaal straight on = rechtdoor strange = vreemd summer holidays = zomervakantie thief = dief train = trein travel = reizen trip = reis / reisje turn left = links afslaan turn right = rechts afslaan uncle = oom understand = begrijpen wood = hout worried = bezorgd wrong = verkeerd / fout