Engels : Nederlands
become = worden
early = vroeg
excited = opgewonden
hairdresser = kapper
recognize = herkennen
singing classes = zanglessen
smoke = roken
take part in = deelnemen aan
bloom = bloeien
bulbs = bloembollen
cutting = stekje
evergreens = groenblijvende planten
get rid of = wegdoen
lawn = grasveld
nursery = kwekerij
prune = snoeien
seeds = zaadjes
shade = schaduw
shrub = struik
soil = aarde / grond
swap = ruilen
baggy = wijd
collar = boord
designer clothes = merkkleding
jewellery = sieraden
L / large = groot
M / medium = medium
necklace = ketting
posh = bekakt / deftig
S / small = klein
trendy = hip
rug = vloerkleed
awesome = cool / gaaf
awful = vreselijk
bank account = bankrekening
brain = hersenen / brein
childish = kinderachtig
dirty = vies / vuil
finished = af / klaar
space = ruimte
tidy = netjes
ugly = lelijk