Engels : Nederlands appropriate = geschikt / toepasselijk artificial intelligence = kunstmatige intelligentie autonomous = autonoom / zelfstandig battle = gevecht buzz = rage / populair iets care home = verzorgingshuis closet = grote kledingkast clue = aanwijzing comply with = nakomen / naleven episode = aflevering existing = bestaand human = menselijk humans = mensen lawn = gazon / grasveld look after itself = op zichzelf passen / voor zichzelf zorgen sense = bespeuren / voelen waste = afval / verspilling / vervuiling adjust = aanpassen appear = optreden commuter = forens course = gang digestive = spijsverterings fish finger = visstick interplanetary = tussen planeten lunar = maan- / van de maan maid = hulp / hulp in de huishouding massive = heel groot nutrient = voedingsstof outdated = ouderwets raise = optillen / opsteken release = vrijlaten / laten ontsnappen represent = symboliseren / vertegenwoordigen reproduce = zorgen voor nageslacht saliva = speeksel sitcom = komische tv-serie anniversary = gedenkdag / jaarfeest exile = verbannen geography = aardrijkskunde harvest = oogst / oogsten honour = eren inverted = omgekeerd native = oorspronkelijk parrot = papegaai plane = vlakte reach = bereiken settle = zich vestigen settler = kolonist soil = grond / bodem superstitious = bijgelovig vanish = verdwijnen bank account = bankrekening coffee grounds = koffiedrab cover = verslaan / verslag van doen do for a living = voor de kost doen encouraging = bemoedigend enrol for = inschrijven voor fall = herfst grab = pakken leisure = ontspanning long-term = langetermijn lose touch = contact verliezen make an effort = je best doen matter to = belangrijk zijn voor physical education = gymnastiek / lichamelijke oefening pop up = tevoorschijn komen / verschijnen savings account = spaarrekening