Engels : Nederlands
afford = veroorloven
daft = gek / stom
entrepreneur = ondernemer
kit = uitrusting / pakket
knitting = breiwerk
sewing = naaiwerk
spare time = vrije tijd
straight away = meteen / direct
tutorial = handleiding / les
wonderful = prachtig / schitterend
astrology chart = sterrenkaart
aviation = luchtvaart
bet = gokken
dream interpreter = iemand die dromen uitlegt
envisage = zich voorstellen
fortune teller = waarzegger
guided missile = geleide raket
paperless = papierloos
psychic = paranormaal
read = interpreteren / voorspellen
results = uitslagen
speculate = overpeinzen / speculeren
stall = kraampje
weather forecaster = weerman / weervrouw
AD 61 = 61 jaar na Christus
apprenticeship = leertijd
beheaded = onthoofd
educated = ontwikkeld / gestudeerd
emperor = keizer
heir = erfgenaam / troonopvolger
humiliate = vernederen
native people = oorspronkelijke bevolking
parrot = papegaai
persuade = overtuigen
seize = in beslag nemen
spices = specerijen
unfaithful = ontrouw
uprising = opstand
computer-generated = door computers voortgebracht
consumer report = consumentenrapport
explode = snel stijgen
graphics = beelden
hand-held = hand
interconnected = onderling verbonden
market research = marktonderzoek
peers = gelijken / leeftijdgenoten
wacky = dwaas / mesjogge