Engels : Nederlands current = stroom delicious = heerlijk get to know = leren kennen hostel = jeugdherberg lifeguard = strandwacht spend = doorbrengen take off = uitdoen / afnemen towards = in de richting van beg = bedelen donation / gift = schenking dustbin = vuilnisbak erupt = uitbarsten evidence = bewijs fume / damp = rook giant = reus hiking = een trektocht maken lid = deksel litter = rommel maken ranger = parkopzichter shrink = krimpen tour guide = reisleider volcano = vulkaan consider = beschouwen als custom = gebruik handshake = handdruk last = duren light = aansteken polite = beleefd rude = grof / onbeleefd sign = teken / symbool upset someone = iemand overstuur maken wedge = taartpunt / punt / stuk taart associate = in verband brengen challenge = uitdaging downtown = de binnenstad exchange = uitwisseling hot = pikant / scherp privileged = bevoorrecht sightseeing = bezienswaardigheden bezoeken society = samenleving struggle with = worstelen met up-to-date = modern