Engels : Nederlands behaviour = gedrag beware of = oppassen voor bravery = moed knickers = slipje / onderbroek nickname = bijnaam pond = vijver praise = prijzen / loven recover = herstellen / gezond worden release = vrijgeven responsible = verantwoordelijk voor suspect = verdachte wanted = gezocht blink = knipperen burgle = inbreken coincidence = toeval criminal = misdadiger / crimineel excitement = spanning extract = fragment / passage fortnightly = tweewekelijks frown = fronsen grab the opportunity = kans aangrijpen grasp = greep misunderstanding = misverstand orphan = weeskind sense = aanvoelen / bespeuren wedding day = trouwdag curious = nieuwsgierig daisy = madeliefje / madelief dent = indeuken peep = gluren / stiekem kijken remarkable = opmerkelijk / opvallend tag = plaatje top hat = hoge hoed trunk = slurf waistcoat = vest well = put well-worn = veelgedragen / versleten character = personage drench = helemaal nat maken / nat maken encourage = stimuleren / aanmoedigen lecture = preek / iemand boos toespreken play a trick on = voor de gek houden publish = uitgeven shape = vorm spark = vonk wizard = tovenaar