Engels : Nederlands capture = vastleggen / vangen common = gewoon / veelvoorkomend make sense = ergens wijs uit kunnen worden / iets doorgronden nearsighted / near-sighted = bijziend farsighted / far-sighted = verziend squint = met de ogen knijpen / turen retina = netvlies blurry = wazig / onscherp cause = doel aim = als doel hebben transform = wezenlijk veranderen recycling scheme = recyclingproject submit = indienen / inleveren throughout the day = de hele dag door raffle = verloting / loterij catch = opvangen audiologist = gehoorspecialist / audioloog frequency = frequentie partial hearing loss = gedeeltelijk gehoorverlies hearing aid = gehoorapparaat prolonged exposure = langdurige blootstelling firearm = vuurwapen jackhammer = drilboor lawn mower = grasmaaier raise your voice = je stem verheffen muffled = gedempt ringing = pieptoon earplugs = oordoppen turn down = lager draaien volume limit = geluidsbegrenzing touchy-feely = aanrakerig / intiem show feelings = gevoelens tonen be comfortable with = zich op z’n gemak voelen bij / op z’n gemak voelen bij solitary = alleen grooming = verzorging (vooral bij dieren) / verzorging touch starved society = samenleving waarin mensen elkaar weinig aanraken adverse = nadelig counterpart = tegenhanger / controlegroep benefits = voordelen ironic = ironisch / merkwaardig squashed = platgedrukt air kiss = luchtkus (zonder aanraking) / luchtkus theatrical = overdreven / aanstellerig delightful = heerlijk / verrukkelijk sqeamish = teergevoelig kidney beans = rode nierbonen / kidneybonen hot = scherp / heet seeds = zaadjes scrape out = uitschrapen overpower = overweldigen / overheersen bring to the boil = aan de kook brengen do a taste test = proeven grated = geraspt condensed = gecondenseerd / ingedikt to taste = naar smaak drizzle = sprenkelen / besprenkelen seasoning = kruiderij / zout en peper vinegar = azijn flavourings = smaakmakers