Engels : Nederlands coming-of-age = meerderjarig worden sacrifice = offer abstain from = zich onthouden van revival = herstel / opleving pagan = heidens / heidense ginger = gember empty handed = met lege handen a touch of heat = een tikje scherpte mucky = vies pre-nuptial = vóór het huwelijk gunk = smurrie / smeerboel firth = zeearm (Schots) / zeearm unceremoniously = zonder pardon dram = borrel (Schots) / borrel corruption = verbastering faerie folk = elfenvolk cause mischief = onheil veroorzaken state of mind = gemoedstoestand mentally = geestelijk line up = op een rij zetten feel trapped = je gevangen voelen widespread = veelvoorkomend sip = slok in hindsight = achteraf cause and effect = oorzaak en gevolg attribute to = toekennen aan / toeschrijven aan obsessive compulsive disorder = dwangneurose / obsessieve stoornis odd = oneven threadbare = versleten / kaal / kale shin pads = scheenbeschermers innings = slagbeurt (honkbal) / slagbeurt tie laces = veters strikken friendly = vriendschappelijk / vriendschappelijke commemorate = herdenken display of = uiting van recur = terugkomen / zich herhalen pervade = doordringen bonding = een band krijgen soothe = kalmeren posture = lichaamshouding discipline = beheersen / leren gehoorzamen in tune with = in overeenstemming met conductor = dirigent take a bow = buigen baton = dirigeerstokje peculiar = vreemd riot = opstand take advantage of = gebruikmaken van festive = feestelijk / feestelijke rite of passage = overgangsrite complete = volbrengen have in common = met elkaar gemeen hebben / gemeen hebben transition = overgang cross-cultural = intercultureel cattle = vee adolescence = adolescentie / puberteit territory = grondgebied / woongebied chisel = beitelen file = vijlen wobbly = wankel vine = liaan miscalculation = misrekening crop = gewas appointed time = vooraf vastgestelde tijd / vooraf afgesproken tijd manhood = volwassenheid als man weed out = uitdunnen