Engels : Nederlands gain weight = aankomen elevator = lift uncomfortable = ongemakkelijk change your clothes = je omkleden heal = genezen hug = omarmen mind = geest cheek = wang reason = reden headache = hoofdpijn painkiller = pijnstiller for example = bijvoorbeeld deaf = doof headphones = koptelefoon sound = geluid completely = helemaal infection = infectie bone = bot hearing aid = gehoorapparaat dull = dof earplugs = oordopjes reduce = verminderen limit = grens / limiet too = té explanation = uitleg eyebrow = wenkbrauw eyelashes = wimpers eyelid = ooglid moist = vochtig far-sighted = bijziend near-sighted = verziend blink = knipperen optician = opticien complain = klagen blurry = wazig appointment = afspraak absent = afwezig delicious = heerlijk disgusting = walgelijk rich = machtig sticky = kleverig sickly = misselijkmakend spicy = gekruid juicy = sappig / sappige salty = zout