Engels : Nederlands arrange = regelen disabled = gehandicapt book = reserveren guide = rondleiden through = door assembly = montage recommend = aanraden required = verplicht last = duren main building = hoofdgebouw in advance = van tevoren cancel = annuleren at least = minstens exception = uitzondering collapse = instorten / in elkaar zakken developing country = ontwikkelingsland disaster = ramp conditions = omstandigheden sew = naaien pay = loon unsafe = onveilig fair = eerlijk wage = salaris matter = van belang zijn decent = aanvaardbaar / fatsoenlijk rather = liever inhuman = onmenselijk have an injury = een blessure hebben swell = zwellen hurt = pijn doen painful = pijnlijk ankle = enkel bend = buigen sprain = verstuiking tissue = weefsel treatment = behandeling bandage = verband athlete = sporter overuse = overbelasting fracture = breuk concussion = hersenschudding adequate = voldoende finger = vinger eye = oog assemble = monteren first = eerst attach = vastmaken so = dus base = onderstel clip = klikken next = volgende turn over = omdraaien screw = schroeven secure = vast on the other side = aan de andere kant bolt = bout final = laatste slide = schuiven