Engels : Nederlands
baggy = los
black = zwart
blue = blauw
brown = bruin
fashion = de mode
Dear = Geachte
gold = goud
green = groen
grey = grijs
last = vorige
leather = leer
next = volgende
orange = oranje
pink = roze
purple = paars
red = rood
silver = zilver
the accessory = het accesoire
the advertisement = de advertentie
the autumn = de herfst
the bag = de tas
the belt = de riem
the blouse = de bloes
the boots = de laarzen
the cap = de pet
the coat = de lange jas
the colour = de kleur
the dress = de jurk
the jacket = de korte jas
the jeans = de spijkerbroek
the jumper = de trui
the price = de prijs
the quantity = de hoeveelheid
the shoes = de schoenen
the size = de maat
the skirt = de rok
the sneakers = de gympen
the socks = de sokken
the spring = de lente
the summer = de zomer
the trousers = de broek
the t-shirt = de t-shirt
the weekend = het weekend
the winter = de winter
tight = strak
to ask = vragen
to cost = kosten
to deliver = leveren
to finish = eindigen
to learn = leren
to pay = betalen
to place = plaatsen
to play = spelen
to receive = ontvangen
white = wit
yellow = geel