Engels : Nederlands
April = april
August = augustus
December = december
February = februari
fifteenth = vijftiende
free = vrij
good afternoon = goedemiddag
good evening = Goedenavond
good morning = Goedemorgen
good night = Goedenacht
half an hour = een half uur
January = januari
July = juli
June = juni
March = maart
May = mei
November = november
now = nu
October = oktober
of course = natuurlijk
okay = goed
please = graag
possible = mogelijk
September = september
some = wat
the apple = de appel
the banana = de banaan
the bread = het brood
the butter = de boter
the cereal = de muesli
the coffee = de koffie
the cup = het kopje
the date = de datum
the fork = de vork
the honey = de honing
the knife = het mes
the milk = de melk
the minute = de minuut
the orange = de sinaasappel
the orange juice = de sinaasappelsap
the problem = het probleem
the spoon = de lepel
the sugar = de suiker
the tea = de thee
the ticket = het kaartje
the toast = het geroosterde brood
the tomato = de tomaat
then = dan
thirtieth = dertigste
to put = zetten
to sleep = slapen
to thank = danken
twelfth = twaalfde
twentieth = twintigste
twenty-fifth = vijfentwintigste
twenty-first = eenentwintigste
twenty-third = drieëntwintigste
would = zouden