Engels : Nederlands
continue = doorgaan
lead onto = leiden tot
maintain = handhaven
protect = beschermen
serve = dienen
the application form = het inschrijvingsformulier
the apprenticeship = het leertraject
the beans = de bonen
the bench = de houten bank
the cabinet = de kast
the chicken = de kip
the cod = de kabeljauw
the coleslaw = de koolsalade
the cupboard = de buffetkast
the education = het onderwijs
the examination = het tentamen
the fitness level = de conditie
the furniture = de meubels
the gravy = de jus
the jacket potato = de aardappel in de schil
the level = het niveau
the mash = de aardappelpuree
the member = het lid
the office hours = de kantooruren
the option = de mogelijkheid
the report = het rapport
the secondary education = de middelbare school
the side = het bijgerecht
the skill = de vaardigheid
the sofa = de bank
the subject = het vak
the trifle = de cake met fruit en slagroom
the wardrobe = de kledingkast
to divide into = verdelen in