Engels : Nederlands amount (of money) = bedrag confident = vol zelfvetrouwen convenient = handig fabulous = fantastisch public = openbaar rare = zeldzaam the fare = het tarief the freckles = de sproetjes the journey = de reis the language = de taal the mistake = de fout the pedestrians = de voetgangers the sign = het bord the street vendor = de straatverkoper the transaction = de transactie the venue = de locatie to admit = toegeven to admit (to a show) / to let in = binnenlaten to catch (the bus) = de bus nemen to change (trains) = overstappen to check = controleren to check out = uitchecken to continue = doorgaan to enter = invoeren to fix = repareren to follow = achtervolgen to insert = inwerpen to operate = functioneren to present = voorstellen to press = drukken to process = verwerken to reply = beantwoorden to select = kiezen to turn = afslaan to withdraw (money) = geld opnemen tough = pittig