Engels : Nederlands
from ‘aandoen' = doe ... aan
just ... = gewoon ...
here: aren't we? = toch
opera / operahouse = de opera
with / by that (see Grammar Section 25) = daarmee
best clothes = nette kleren
clothes = de kleren
neat, decent = net
you can't do that = dat kan niet
when, if / as = als
of course not = welnee
it used to be like that = dat was vroeger zo
formerly = vroeger
so, like that = zo
nowadays = tegenwoordig
no more, not anymore = niet meer
everybody, everyone = iedereen
real / really = echt
then I'll do it = dat moet dan maar
difficult = moeilijk
anyway = in ieder geval
each, every, any = ieder, elk
rich = rijk
because = omdat
so = dus
metre (39,37 in) = de meter
longer (see Grammar Section 23) = langer
in my opinion, I think = volgens mij
more = meer
less = minder
feeling = het gevoel
at least = tenminste
a lot = een hoop
for instance = bijvoorbeeld
to [show a film / movie] = een film draaien
nearby = dichtbij
according to = volgens
bad = slecht
some = sommige
much = veel