Engels : Nederlands
the car = de auto
the motorbike = de motorfiets
the bicycle = de fiets
the moped = de brommer
the train = de trein
the first class = de eerste klas
the return ticket = het retourtje
the one-way ticket = het enkeltje
the high-speed train = de hogesnelheidstrein
the bus = de bus
the tram = de tram
the subway / the metro = de metro
the plane = het vliegtuig
the airport = het vliegveld
the stopover = de tussenlanding
the flight = de vlucht
the sports plane = het sportvliegtuigje
the delivery van = de bestelbus
the truck = de vrachtauto
the tanker = de tankwagen
the tractor = de tractor
the helicopter = de helikopter
the boat = de boot
the ferry = de veerboot
the cargo ship = het vrachtschip
the fishing boat = de vissersboot
the submarine = de onderzeeër
the passengers = de passagiers
the hot air balloon = de luchtballon
the off-road vehicle = de terreinwagen
the race car = de raceauto
the snowmobile = de sneeuwscooter
the taxi = de taxi
the tow truck = de takelwagen