Frans : Nederlands recommander = aanbevelen en bord de mer = aan zee avoir horreur de = afschuwelijk vinden une station balnéaire = een badplaats passer = doorbrengen une île = een eiland le bouchon = de file le dépliant = de folder le guide = de gids la frontière = de grens détester = een hekel hebben aan la chaleur = de hitte aimer = houden van des renseignements = informatie un emplacement = een kampeerplek pouvoir = kunnen plutôt = liever inattendu = onverwacht traverser = oversteken la tranquillité = de rust rouler = rijden l’ombre = de schaduw l’ambiance = de sfeer la situation = de situatie l’heure de pointe = het spitsuur la ruelle = het straatje face à = tegenover accès à = toegang tot le supplément = de toeslag quitter = verlaten éviter = vermijden la surprise = de verrassing vouloir = willen bonjour monsieur/madame, je peux vous aider? = goedemorgen meneer/mevrouw kan ik u helpen? quel est votre nom, monsieur/ madame? = wat is uw naam, meneer/mevrouw? c’est pour quelle date? = voor welke datum? pour combien de personnes? = voor hoeveel personen? souhaitez-vous une chambre avec bain/ douche? = wenst u een kamer met bad / douche? c’est possible = dat kan combien de jours voulez-vous rester? = hoeveel dagen wilt u blijven? pourriez-vous me donner vos coordonnées, s’il vous plaît? = mag ik uw gegevens hebben? quand pensez-vous arriver? = wanneer denkt u aan te komen? avez-vous un numéro de téléphone (portable)? = heeft u een (mobiel) telefoonnummer?