Frans : Nederlands un taxi = een taxi aller faire qc = iets gaan doen passer qc = iets doorbrengen la nuit = de nacht poser qc = iets neerleggen / iets neerzetten une entrée = een ingang / een hal le soir = de avond ce soir = vanavond une semaine = een week Quoi ? = Wat? une puce = een vlo À plus, ma puce ! = Tot later, kleintje! une voiture = een auto en voiture = met de auto loin = ver (bijwoord) à pied = lopend un chauffeur = een chauffeur