Frans : Nederlands il faut faire qc = je moet iets doen C’est à qui ? = Wie is er aan de beurt? un kilo = een kilo quand même = toch un apéritif = een aperitief un doigt = een vinger un rince-doigts = een vingerkommetje (om de vingers bij het eten te wassen) une boisson = een drankje une supérette = een kleine supermarkt un litre = een liter le beurre = de boter une carotte = een wortel le thym = de thijm une bouteille = een fles gratuit / gratuite = gratis boire qc = iets drinken aller chercher qc = iets gaan halen payer qc = iets betalen