Frans : Nederlands une saison = een seizoen une vague = een golf un ballon = een bal essayer qc = iets proberen lancer qc = iets gooien dessus = erop le sable = het zand une combinaison = een pak le néoprène = het neopreen debout = staand emporter qc = iets meenemen la jambe = het been le dos = de rug tout de suite = meteen une région = een regio / een streek un drapeau = een vlag une glace = een ijsje