Frans : Nederlands choisir qc = iets kiezen un trampoline = een trampoline finir = beëindigen / eindigen un parkour = een parkour (loopdiscipline) réussir à faire qc = erin slagen iets te doen une montre = een horloge un côté = een kant une corde = een touw; een koord mou / mol / molle = slap la corde molle = het slappe koord (gespannen koord waarop je balanceert) l’équilibre = het evenwicht une figure = een figuur (in sport) sonner = rinkelen / gaan sérieux / sérieuse = serieus il nous faut = we hebben nodig une solution = een oplossing plus … que = meer … dan un vantard / une vantarde = een opschepper réfléchir = nadenken une balle = een (kleine) bal jongler = jongleren aussi … que = even … als facile = makkelijk moins … que = minder … dan De rien. = Geen dank.